Engelse Pond Sovereign
Voorraad :
25 stuks
Uw verkoop : 0.724 € 421,31
Uw verkoop : 0.724 € 421,31
0.785€
456,81
Brutogewicht : 7.99 gram
Origine : Groot-Brittannië
Zuiverheid : 900/1000
Fijn gehalte : 22 karaat
Origine : Groot-Brittannië
Zuiverheid : 900/1000
Fijn gehalte : 22 karaat
De Engelse gouden Sovereign werd voor het eerst geïntroduceerd in Engeland in 1489 ten tijde van koning Hendrik VII. De naam ‘Sovereign’ verwees naar de kopzijde van de eerste munten waarop de vorst te zien was, zittend op de troon. Op de muntzijde stond het wapenschild van Engeland en de kenmerkende roos van het Huis Tudor. Oorspronkelijk was de munt geslagen in 23 karaatsgoud en woog hij 240 grein (64,80 mg), oftewel een halve troy ounce maar Koning Hendrik VIII verlaagde het gehalte naar 22 karaatsgoud en zette daarmee de standaard voor alle daaropvolgende Engelse en Britse gouden munten.
De originele Engelse gouden Sovereign werd voor het laatst geslagen in 1604. In 1817, na ‘the Great Recoinage’ van 1816 werd de, nu Britse, gouden Sovereign opnieuw ingevoerd om de waarde van de Britse valuta te herstellen na de economische strubbelingen die de Franse Revolutionaire en Napoleontische Oorlogen met zich mee hadden gebracht. De Britse Sovereign kreeg de nominale waarde van 1 pond sterling en werd uiteindelijk geslagen tot WO I. Groot-Brittannië was namelijk, net als de landen van de Latijnse Unie, genoodzaakt haar goudstandaard los te koppelen door het uitbreken van de oorlog.
Hoewel de Britse Sovereign in 1914 uit circulatie werd gehaald, en vanaf dan bankbiljetten het gangbare betaalmiddel werden, bleef de Britse Royal Mint de munt verder slaan tot en met 1917. Daarna werd de munt enkel nog geslagen in dochter-munthuizen in Melbourne, Sydney, Perth, Bombay, Ottawa en Pretoria, met een uitzondering in 1925 toen de Britse Sovereign voor een jaar terug door de Royal Mint geslagen werd, als een poging van Winston Churchill om de Britse valuta terug op de goudstandaard te krijgen.
De originele Engelse gouden Sovereign werd voor het laatst geslagen in 1604. In 1817, na ‘the Great Recoinage’ van 1816 werd de, nu Britse, gouden Sovereign opnieuw ingevoerd om de waarde van de Britse valuta te herstellen na de economische strubbelingen die de Franse Revolutionaire en Napoleontische Oorlogen met zich mee hadden gebracht. De Britse Sovereign kreeg de nominale waarde van 1 pond sterling en werd uiteindelijk geslagen tot WO I. Groot-Brittannië was namelijk, net als de landen van de Latijnse Unie, genoodzaakt haar goudstandaard los te koppelen door het uitbreken van de oorlog.
Hoewel de Britse Sovereign in 1914 uit circulatie werd gehaald, en vanaf dan bankbiljetten het gangbare betaalmiddel werden, bleef de Britse Royal Mint de munt verder slaan tot en met 1917. Daarna werd de munt enkel nog geslagen in dochter-munthuizen in Melbourne, Sydney, Perth, Bombay, Ottawa en Pretoria, met een uitzondering in 1925 toen de Britse Sovereign voor een jaar terug door de Royal Mint geslagen werd, als een poging van Winston Churchill om de Britse valuta terug op de goudstandaard te krijgen.